Manuel d'utilisation / d'entretien du produit V60 (2011) du fabricant Volvo
Aller à la page of 401
VOLVO V60 Instructieboekje Web Edition.
.
BESTE VOLVO-BEZITTER, DANK U DAT U GEKOZEN HEBT VOOR VOLVO! Wij hopen dat u jarenlang rijplezier van uw Volvo zult hebben. Bij het ontwerp hebben veiligheid en comfort van u en uw passagiers voor- opgestaan. Een Volvo is een van de veiligste auto’s ter wereld.
Inhoud 4 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 00 00 Inleiding Belangrijke informatie ................................. 8 Volvo en het milieu.................................... 13 01 01 Veiligheid Veiligheidsgordels ................
Inhoud * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 5 03 03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening. . 74 Sleutelstanden .......................................... 83 Stoelen en achterbank .............................. 85 Stuurwiel.
Inhoud 6 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 06 06 Tijdens het rijden Rijadviezen.............................................. 278 Tanken .................................................... 281 Brandstof .........................
Inhoud 7 09 09 Specificaties Type-aanduidingen ................................. 360 Maten en gewichten................................ 362 Motorspecificaties................................... 365 Motorolie............................................
Inleiding Belangrijke informatie 8 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Instructieboekje lezen Inleiding Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen, idealiter voordat u uw eerste rit maakt.
Inleiding Belangrijke informatie 9 Gevaar voor lichamelijk letsel G031590 Zwarte ISO-symbolen in een oranje waarschu- wingsveld, witte tekst/afbeelding in een zwart tekstveld. Worden gebruikt om te attenderen op een risico dat, bij het negeren van de waar- schuwing, kan resulteren in ernstig letsel met mogelijk dodelijke afloop.
Inleiding Belangrijke informatie 10 Procedurelijsten Procedures met handelingen die in een bepaalde volgorde moeten worden uitgevoerd, staan genummerd in het instructieboekje.
Inleiding Belangrijke informatie 11 Op de bovenste sticker in de afbeelding staat de classificatie van het laserlicht: • Laserstraling - Niet rechtstreeks in de straal kijken met optische instrumenten - Klasse 1M laserproduct. Op de onderste sticker staan de fysische eigenschappen van het laserlicht: • IEC 60825-1:1993 + A2:2001.
Inleiding Belangrijke informatie 12 • Koppel de connector van de lasersen- sor los voordat u deze van de voorruit demonteert. • Zorg dat de lasersensor op de voorruit gemonteerd is alvorens de connector aan te sluiten.
Inleiding Volvo en het milieu * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 13 Milieubeleid van Volvo Car Corporation G000000 Zorg voor het milieu is een van de kernwaarden van Volvo Car Corporation die van invloed zijn op alle activiteiten.
Inleiding Volvo en het milieu 14 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Het systeem bestaat uit een elektronische sen- sor en een koolstoffilter. De binnenkomende lucht wordt continu gecontroleerd en als het gehalte aan bepaalde schadelijke gassen zoals koolmonoxide te hoog oploopt, wordt de lucht- inlaat gesloten.
Inleiding Volvo en het milieu 15 wordt daarom verzocht contact op te nemen met een dealer voor de locatie van een gecer- tificeerd/erkend recyclingsbedrijf.
16 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Veiligheidsgordels .................................................................................. 18 Airbags................................................................................
VEILIGHEID.
01 Veiligheid Veiligheidsgordels 01 18 Algemene informatie Remmen kan ernstige gevolgen hebben als de veiligheidsgordel niet wordt gedragen. Let er daarom op dat alle passagiers hun veiligheids- gordel omhebben. Voor optimale bescherming van de veiligheids- gordel is het van belang dat de gordel goed tegen het lichaam ligt.
01 Veiligheid Veiligheidsgordels 01 `` 19 • wanneer u de gordel te snel uittrekt • wanneer u remt of optrekt • als de auto sterk overhelt. Let erop dat: • u geen klemmen of andere accessoires .
01 Veiligheid Veiligheidsgordels 01 20 onder controle hebben (wat inhoudt dat ze met gemak bij het stuur en de pedalen moeten kun- nen komen). Streef ernaar de afstand tussen de buik en het stuur zo groot mogelijk te maken.
01 Veiligheid Airbags 01 `` 21 Waarschuwingssymbool op instrumentenpaneel Het waarschuwingssymbool op het instrumen- tenpaneel gaat branden, wanneer u de trans- pondersleutel in sleutelstand II of III zet. Het symbool dooft na ca. 6 seconden, wanneer de regelmodule heeft vastgesteld dat het airbag- systeem geen storingen vertoont.
01 Veiligheid Airbags 01 22 bags worden opgeblazen. Daarbij worden de airbags warm. Om de klap op te vangen loopt de airbag leeg wanneer de inzittende de airbag raakt.
01 Veiligheid Airbags 01 23 Airbag aan de passagierszijde Uw auto heeft behalve de veiligheidsgordel aan de passagierszijde ook een airbag in het stuur- wiel. Deze zit opgevouwen in een ruimte boven het dashboardkastje. Het paneel is voorzien van het opschrift AIRBAG .
01 Veiligheid Airbag activeren/deactiveren* 01 24 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. PACOS deactiveren met sleutel* Algemene informatie De passagiersairbag (SRS) voorin kan gedeac- tiveerd worden met een schakelaar als de auto is uitgerust met PACOS (Passenger Airbag Cut Off Switch).
01 Veiligheid Airbag activeren/deactiveren* 01 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 25 WAARSCHUWING Geactiveerde airbag (passagiersstoel): Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of op een comfortkussen op de passagiers- stoel als de airbag geactiveerd is.
01 Veiligheid SIPS-airbags (zij-airbags) 01 26 SIPS-airbag G032949 Bij een aanrijding in de zij wordt een groot deel van de botskracht door het SIPS-systeem (Side Impact Protection System) over balken, stijlen, vloer, dak en andere delen van de car- rosserie verdeeld.
01 Veiligheid SIPS-airbags (zij-airbags) 01 27 ding reageren de sensoren, die op hun beurt de gasgeneratoren activeren. De SIPS-airbags worden vervolgens opgeblazen tussen de inzittende en het portierpaneel. Daarmee van- gen de SIPS-airbags de klap van de aanrijding op voor de inzittende, waarna de airbags weer leeglopen.
01 Veiligheid Opblaasgordijnen (IC-systeem) 01 28 Eigenschappen De opblaasgordijnen van het IC-systeem (Infla- table Curtain) maken deel uit van het SIPS- systeem en de airbags. Ze zitten verborgen achter de plafondbekleding langs beide zijden van de auto en beschermen inzittenden op de buitenste zitplaatsen van de auto.
01 Veiligheid WHIPS 01 `` 29 Bescherming tegen whiplash-letsel, WHIPS Het WHIPS-systeem (Whiplash Protection System) bestaat uit energieabsorberende rug- leuningen en speciaal voor het systeem ont- wikkelde hoofdsteunen voor de beide voor- stoelen.
01 Veiligheid WHIPS 01 30 WAARSCHUWING Plaats geen koffer of iets dergelijks tussen het zitgedeelte van de achterbank en de rugleuning van de voorstoelen. Let erop dat u de werking van het WHIPS-systeem niet beïnvloedt. Plaats geen voorwerpen op de achterbank die het WHIPS-systeem kunnen hinderen.
01 Veiligheid Activering van de veiligheidssystemen 01 31 Activering van de veiligheidssystemen Systeem Activering Gordelspanners voorstoelen Bij kantelen, een frontale botsing en/ of aanrijding in de zij en/of van achteren Gordelspanners achterbank Bij kantelen en/of een frontale botsing Airbags (SRS) Bij een frontale bot- sing.
01 Veiligheid Safety mode 01 32 Rijden na een aanrijding Als de auto betrokken is geweest bij een aan- rijding, kan de melding Safety mode Zie instructieb. op het informatiedisplay verschij- nen. Dit betekent dat de functionaliteit van de auto is verminderd.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid 01 `` 33 Kinderen moeten comfortabel en veilig kunnen zitten Volvo adviseert u kinderen zo lang mogelijk te vervoeren in een achterstevoren gemonteerd kinderzitje .
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid 01 34 blazen, kan een kind op de passagiersstoel ernstig letsel oplopen. WAARSCHUWING Zet nooit een kind in een kinderzitje op de passagiersstoel als de airbag (SRS) is geac- tiveerd. Personen kleiner dan 1,40 m mogen nooit op de passagiersstoel voorin plaatsnemen, als de airbag (SRS) geactiveerd is.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid 01 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 35 Aanbevolen kinderzitjes 2 Gewicht Voorstoel (met gedeactiveerde airbag) Buitenste zitplaats achterbank Middelste zitplaats achterbank Groep 0 max. 10 kg Groep 0+ max.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid 01 36 Gewicht Voorstoel (met gedeactiveerde airbag) Buitenste zitplaats achterbank Middelste zitplaats achterbank Groep 1 9–18 kg Achterstevoren gemonteerd/omkee.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid 01 `` 37 Gewicht Voorstoel (met gedeactiveerde airbag) Buitenste zitplaats achterbank Middelste zitplaats achterbank Groep 2/3 15–36 kg Volvo-comfortkussen met rugleuning (Volvo Booster Seat with backrest). UF: Typegoedkeuring: E1 04301169.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid 01 38 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Geïntegreerde kinderzitjes met twee standen* Goede positie: de gordel loopt midden over de schouder. Verkeerde positie: de hoofdsteun moet even hoog afgesteld zijn als het hoofd en de gordel mag niet onder de schouder door lopen.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid 01 `` 39 Duw het kinderzitje naar achteren om het te vergrendelen. Stand 2 Werk vanuit de onderste stand. Druk op de knop. Til het kinderzitje aan de voorkant op en duw het achteruit tegen het ruggedeelte aan om het te vergrendelen.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid 01 40 Duw het zitje met uw hand omlaag om het zitje te vergrendelen. WAARSCHUWING Als u de gebruiksinstructies voor het kin- derzitje met twee standen niet opvolgt, is het bij een aanrijding niet uitgesloten dat het kind ernstig letsel oploopt.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid 01 `` 41 Afme- tingscate- gorie Beschrijving A Normale grootte, in rijrichting gemonteerd kinderzitje B Beperkte grootte (optie 1), in rijrichting gemonteerd kinde.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid 01 42 Type kinderzitje Gewicht Afmetingscategorie Zitplaatsen voor montage ISOFIX-kinderzitje Voorstoel Buitenste zitplaats achter- bank Babyzitje, achterstevoren max. 10 kg E X OK (IL) Babyzitje, achterstevoren max.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid 01 `` 43 Type kinderzitje Gewicht Afmetingscategorie Zitplaatsen voor montage ISOFIX-kinderzitje Voorstoel Buitenste zitplaats achter- bank Kinderzitje, in rijrich.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid 01 44 Bovenste bevestigingspunten voor kinderzitjes De auto is uitgerust met bovenste bevesti- gingspunten voor bepaalde kinderzitjes die in de rijrichting worden gemonteerd. Deze beves- tigingspunten zitten achter op het zitgedeelte van de achterbank.
01 Veiligheid 01 45.
46 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Transpondersleutel/sleutelblad ............................................................... 48 Privacy locking*..............................................................................
SLOTEN EN ALARM.
02 Sloten en alarm Transpondersleutel/sleutelblad 02 48 Algemene informatie Bij de auto worden 2 transpondersleutels of PCC’s (Personal Car Communicator geleverd. U gebruikt ze om de auto te starten en deze te vergrendelen en ontgrendelen. U kunt extra transpondersleutels bestellen.
02 Sloten en alarm Transpondersleutel/sleutelblad 02 `` 49 Vergrendelingsindicatie Dezelfde diode als de alarmindicatie, zie pagina 68. Een knipperende diode onder aan de voorruit geeft aan dat de auto vergrendeld is. N.B. Ook auto’s zonder alarm zijn uitgerust met deze indicatie.
02 Sloten en alarm Transpondersleutel/sleutelblad 02 50 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Melding Betekenis Startblokkering Start opnieuw Storing in het start- blokkeringssysteem tijdens het starten. Het wordt geadvi- seerd contact op te nemen met een erkende Volvo- werkplaats, als de storing aanhoudt.
02 Sloten en alarm Transpondersleutel/sleutelblad 02 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 51 Bij lang indrukken (ten minste 4 seconden) worden alle zijruiten tegelijkertijd geopend.
02 Sloten en alarm Transpondersleutel/sleutelblad 02 52 N.B. Als bij herhaaldelijk gebruik van de informatietoets – op verschillende tijdstip- pen en verschillende plaatsen – blijkt dat geen van d.
02 Sloten en alarm Transpondersleutel/sleutelblad 02 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 53 bedienen is vanaf de transpondersleutel, zie pagina 59. • het mechanische kinderslot op de achter- portieren te activeren/deactiveren, zie pagina 67.
02 Sloten en alarm Privacy locking* 02 54 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Algemene informatie over Privacy locking G017869 Vergrendelingspunten voor transpondersleutel met sleutelblad. G017870 Vergrendelingspunten voor transpondersleutel zonder sleutelblad (Privacy locking geactiveerd ).
02 Sloten en alarm Privacy locking* 02 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 55 N.B. Plaats het sleutelblad niet in de transpon- dersleutel terug, maar houd het bij u en bewaar het goed. • Houd voor het deactiveren de omgekeerde volgorde aan.
02 Sloten en alarm Batterij vervangen transpondersleutel/PCC* 02 56 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Accu vervangen Vervang de batterijen, als: • het informatiesymbool oplicht en AB- batterij raakt leeg.
02 Sloten en alarm Batterij vervangen transpondersleutel/PCC* 02 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 57 3. Duw voorzichtig tegen het sleutelblad. U hoort een klikgeluid wanneer het sleutel- blad goed vastzit. BELANGRIJK Zorg dat de oude batterij(en) wordt/worden afgevoerd op een milieuontlastende manier.
02 Sloten en alarm Keyless drive* 02 58 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Vergrendelings- en startsysteem zonder sleutel (alleen PCC 1 ) Algemene informatie Met de Keyless drive-functie van de PCC kunt u zonder een sleutel te gebruiken de auto ont- grendelen, starten en vergrendelen.
02 Sloten en alarm Keyless drive* 02 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 59 Vergrendelen Auto’s met Keyless drive-systeem zijn voorzien van een drukgevoelige zone op de buitenhand- greep van de portieren alsook een met rubber beklede knop naast het eveneens met rubber beklede drukplaatje op de achterklep.
02 Sloten en alarm Keyless drive* 02 60 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 1. Duw het sleutelblad ca. 1 cm recht omhoog in de opening aan de onderkant van de portierhandgreep/afdekking – niet wrikken. > De kunststof afdekking komt automa- tisch los, wanneer u het blad recht omhoog de opening induwt.
02 Sloten en alarm Keyless drive* 02 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 61 WAARSCHUWING Dragers van een pacemaker dienen min- stens 22 cm afstand te houden tot de anten- nes van het Keyless drive-systeem. Dit om eventuele storingen in de pacemaker als gevolg van het Keyless drive-systeem uit te sluiten.
02 Sloten en alarm Vergrendelen/ontgrendelen 02 62 Van de buitenzijde Met de transpondersleutel kunt u alle portieren en de achterklep gelijktijdig vergrendelen/ont- grendelen. Het is mogelijk een andere ontgren- delingsvolgorde te kiezen, zie Ontgrendelen met transpondersleutel 50.
02 Sloten en alarm Vergrendelen/ontgrendelen 02 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 63 Van de binnenzijde Centrale vergrendeling Centrale vergrendeling.
02 Sloten en alarm Vergrendelen/ontgrendelen 02 64 om bijv. bij warm weer snel voor frisse lucht in de auto te zorgen. Automatische vergrendeling Bij het wegrijden worden de portieren en de achterklep automatisch vergrendeld.
02 Sloten en alarm Vergrendelen/ontgrendelen 02 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 65 Ontgrendelen met transpondersleutel Met de toets op de transpondersleutel is het mogelijk om de alarmfunctie voor de ach- terklep te deactiveren* zodat u de achterklep apart kunt ontgrendelen.
02 Sloten en alarm Vergrendelen/ontgrendelen 02 66 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Tijdelijk deactiveren Geactiveerde menu-opties staan aangekruist.
02 Sloten en alarm Kinderslot 02 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 67 Handmatig kinderslot op achterportieren Het kinderslot voorkomt dat kinderen een ach- terportier vanaf de binnenzijde openen.
02 Sloten en alarm Alarm* 02 68 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Algemene informatie Een geactiveerd alarmsysteem gaat af als: • een portier, de motorkap of de achterklep word.
02 Sloten en alarm Alarm* 02 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 69 Alarm deactiveren Druk op de ontgrendelingstoets op de transpondersleutel. Geactiveerd alarm uitschakelen Druk op de ontgrendelingstoets op de transpondersleutel of steek de transpon- dersleutel in het contactslot.
02 Sloten en alarm Alarm* 02 70 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 2. Wacht 15 seconden. 3. Ontgrendel het bestuurdersportier met het sleutelblad. 4. Open het bestuurdersportier. > Er klinkt een sirene en alle richtingaan- wijzers knipperen.
02 Sloten en alarm 02 71.
72 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Instrumenten, schakelaars en bediening ................................................ 74 Sleutelstanden ......................................................................................
BESTUURDERSMILIEU.
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening 03 74 Instrumentenoverzicht Auto met stuur links..
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening 03 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 75 Functie Pagina Menu- en meldingsfunc- ties, richtingaanwijzers, groot licht.
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening 03 76 Auto met stuur rechts..
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening 03 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 77 Functie Pagina Display voor infotainment en menufuncties 147, 226, 272 Cont.
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening 03 78 Meters Meters op het instrumentenpaneel. Snelheidsmeter Brandstofmeter. Zie ook boordcomputer (pagina 168) en tanken (pagina 281). Toerenteller. De meter geeft het motortoe- rental in duizenden omwentelingen per minuut aan.
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening 03 `` 79 Sym- bool Betekenis Richtingaanwijzers links Richtingaanwijzers rechts DRIVe - Start/Stop Storing in ABL Het symbool brandt, als er een storing is opge- treden in het ABL-systeem (Active Bending Lights).
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening 03 80 Sym- bool Betekenis Dynamo laadt niet bij Storing in remsysteem Waarschuwing A Bij bepaalde motortypes is het symbool voor een lage olie- druk niet in gebruik. Er verschijnt in plaats daarvan een dis- playmelding (zie pagina 323 en 325).
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening 03 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 81 Waarschuwing Het rode waarschuwingssymbool gaat bran- den, wanneer er een storing is geregistreerd die van invloed kan zijn op de veiligheid en/of de rijeigenschappen van de auto.
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening 03 82 1 minuut. Voor snelle wijziging de knop in de ‘klikstand’ vasthouden. Bij een melding wordt de klok mogelijk tijdelijk vervangen door een symbool, zie pagina 144.
03 Bestuurdersmilieu Sleutelstanden 03 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 83 Transpondersleutel aanbrengen en verwijderen Contactsleutel met ingedrukte transpondersleutel. N.B. Voor auto’s met Keyless drive-functie*, zie pagina 58.
03 Bestuurdersmilieu Sleutelstanden 03 84 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Stand Functie 0 Kilometerteller, klok en tempera- tuurmeter worden verlicht.
03 Bestuurdersmilieu Stoelen en achterbank 03 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 85 Voorstoelen Lendensteun wijzigen, aan de knop 1 draaien. Vooruit/achteruit, de hendel omhoogtillen om de juiste afstand tot het stuurwiel en de pedalen in te stellen.
03 Bestuurdersmilieu Stoelen en achterbank 03 86 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Elektrisch bedienbare stoel* Voorkant zitting omhoog/omlaag Stoel vooruit/achteruit en omhoog/o.
03 Bestuurdersmilieu Stoelen en achterbank 03 `` 87 Een volgende keer dat de auto met dezelfde transpondersleutel wordt ontgrendeld, nemen de bestuurdersstoel en de buitenspiegels automatisch de in het sleutelgeheugen vast- gelegde standen in.
03 Bestuurdersmilieu Stoelen en achterbank 03 88 Buitenste hoofdsteunen achterbank handmatig omklappen Trek aan de pal bij de hoofdsteun om de hoofd- steun om te klappen.
03 Bestuurdersmilieu Stoelen en achterbank 03 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 89 Houd voor het rechtop zetten de omgekeerde volgorde aan. N.B. De rode markering mag niet langer zicht- baar zijn, wanneer het ruggedeelte weer rechtop staat.
03 Bestuurdersmilieu Stuurwiel 03 90 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Instellen G021138 Stuurwiel afstellen. Ontgrendelingshendel, stuurwielafstelling Mogelijke stuurwielstanden U kunt het stuurwiel zowel in de hoogte als in de diepte verstellen: 1.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting 03 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 91 Bedieningspaneel verlichting Overzicht bedieningspaneel verlichting.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting 03 92 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Stand Betekenis Automatisch A /uitgeschakeld dimlicht. Alleen grootlichtsigna- len. Stadslichten vóór en achterlich- ten Dimlicht. In deze stand werken het groot licht en de grootlicht- signalen.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting 03 `` 93 Symbool Display Betekenis Koplamp- fout Ser- vice vereist Het systeem is defect. Bezoek een werkplaats als de mel- ding niet verdwijnt. Volvo advi- seert u con- tact op te nemen met een erkende Volvo-werk- plaats.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting 03 94 in de knop branden, wanneer het mistachter- licht ingeschakeld is. Het mistachterlicht dooft automatisch bij het afzetten van de motor. N.B. De regels voor het gebruik van het mistach- terlicht verschillen van land tot land.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting 03 `` 95 Verlichting in interieur G021149 Knoppen op plafondconsole voor bediening lees- lampjes en interieurverlichting voorin.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting 03 96 De interieurverlichting dooft, wanneer: • u de motor start • de auto wordt vergrendeld. De interieurverlichting gaat aan en blijft twee minuten lang branden, wanneer een van de portieren openstaat.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting 03 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 97 de juiste lichtbundel wordt ook de berm beter verlicht. Actieve xenonkoplampen* Bij het aanpassen van de lichtbundel voor links- of rechtsrijdend verkeer dient de auto stil te staan.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting 03 98 Positie van de mallen Bovenste regel: afgeplakte gebieden bij een auto met stuur links, mallen A en B. Onderste regel: afgeplakte gebieden bij een auto met het s.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting 03 `` 99 C en D..
03 Bestuurdersmilieu Verlichting 03 100 Mallen voor halogeenkoplampen.
03 Bestuurdersmilieu Wissers en -sproeiers 03 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 101 Ruitenwissers 1 Ruitenwissers en -sproeiers. Regensensor aan/uit Duimwiel gevoeligheid regensensor/snel- heid ruitenwissers Ruitenwissers uitgeschakeld Haal de hendel naar stand 0 om de ruitenwissers uit te schakelen.
03 Bestuurdersmilieu Wissers en -sproeiers 03 102 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Deactiveren Schakel de regensensor uit met een druk op de knop of haal de hendel omlaag naar een ander wisprogramma.
03 Bestuurdersmilieu Wissers en -sproeiers 03 103 N.B. De achterruitwisser is beveiligd tegen over- verhitting zodat de wissermotor wordt uit- geschakeld bij oververhitting. De achterrui- twisser werkt weer na een periode van afkoelen (30 seconden of langer afhankelijk van de motor- en de omgevingstempera- tuur).
03 Bestuurdersmilieu Ruiten en spiegels 03 104 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Algemene informatie Gelaagd glas Het glas is verstevigd voor een ver- beterde inbraakbeveiliging en geluidsisolatie van het interieur. De voorruit en de overige ruiten zijn gemaakt van gelaagd glas*.
03 Bestuurdersmilieu Ruiten en spiegels 03 `` 105 WAARSCHUWING Zorg er bij het sluiten van de zijruiten voor dat kinderen of andere inzittenden niet met hun handen bekneld raken.
03 Bestuurdersmilieu Ruiten en spiegels 03 106 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. WAARSCHUWING De beveiliging tegen overbelasting werkt alleen als de automatische openingsfunctie voor zijruiten gereset is. Buitenspiegels Bedieningsknoppen buitenspiegels.
03 Bestuurdersmilieu Ruiten en spiegels 03 `` 107 enige tijd automatisch de oorspronkelijke stand weer in. U kunt de functie activeren/deactiveren in het menusysteem MY CAR onder Instellingen Auto-instellingen Instellingen zijspiegel Linkerspiegel hellen c.
03 Bestuurdersmilieu Ruiten en spiegels 03 108 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Achteruitkijkspiegel Hendeltje voor dimfunctie Handmatige dimfunctie Fel licht van achteren kan hinderlijke reflecties in de achteruitkijkspiegel veroorzaken en u ver- blinden.
03 Bestuurdersmilieu Kompas* 03 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 109 Bediening Achteruitkijkspiegel met kompas. In de rechter bovenhoek van de achteruitkijk- spiegel zit een display waarop wordt aangege- ven in welke richting de voorkant van de auto wijst.
03 Bestuurdersmilieu Kompas* 03 110 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 8. Herhaal de bovenstaande procedure zo nodig..
03 Bestuurdersmilieu Elektrisch bedienbaar schuifdak* 03 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 111 Algemene informatie De bedieningsknoppen voor het schuifdak zit- ten aan het plafond. Het schuifdak is aan de achterkant open te kantelen of horizontaal open te schuiven.
03 Bestuurdersmilieu Elektrisch bedienbaar schuifdak* 03 112 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Sluiten met transpondersleutel of knop voor centrale vergrendeling G021345 Houd de vergrendelingsknop lang ingedrukt om het schuifdak en alle zijruiten te sluiten (zie pagina 50 en 63).
03 Bestuurdersmilieu Alcoguard* 03 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 113 Algemene informatie over het alcoholslot Het alcoholslot voorkomt dat bestuurders die onder invloed zijn in de auto kunnen rijden.
03 Bestuurdersmilieu Alcoguard* 03 114 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 1. Wanneer het controlelampje (6) groen oplicht, is de blaasunit klaar voor gebruik. 2. Neem de blaasunit uit de houder. Als de blaasunit zich buiten de auto bevindt tij- dens het ontgrendelen, dan dient u de unit eerst te activeren met de schakelaar (2).
03 Bestuurdersmilieu Alcoguard* 03 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 115 wijze gestart worden – de motor is dan alleen te starten via de bypass-functie, zie pagina 115, gedeelte over Noodsituatie. De melding is te verwijderen met een druk op de zendtoets (3).
03 Bestuurdersmilieu Alcoguard* 03 116 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Symbolen en displayteksten Naast de eerder beschreven meldingen kan ook het volgende op het display van h.
03 Bestuurdersmilieu Motor starten 03 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 117 Benzine- en dieselmotoren Contactslot met naar binnen geduwde transpon- dersleutel en START/STOP ENGINE -knop. BELANGRIJK De transpondersleutel niet verkeerd om insteken – pak de sleutel beet aan het uit- einde met het afneembare sleutelblad.
03 Bestuurdersmilieu Motor starten 03 118 Motor afzetten Om de motor af te zetten – druk op START/ STOP ENGINE . Als de auto een automatische versnellingsbak heeft en de keuzehendel niet in stand P staat of als de auto rijdt – druk tweemaal op de knop of houdt de knop ingedrukt totdat de motor afslaat.
03 Bestuurdersmilieu Motor starten, hulpaccu 03 119 Starten met hulpaccu Als de startaccu uitgeput is, kunt u de auto starten met stroom van een hulpaccu. Bij gebruik van een hulpaccu wordt u het vol- gende geadviseerd om explosiegevaar te voor- komen: 1.
03 Bestuurdersmilieu Versnellingsbakken 03 120 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Handgeschakelde versnellingsbak Schakelpatroon vijfversnellingsbak. Schakelpatroon zesversnellingsbak. De zesversnellingsbak bestaat in twee ver- schillende uitvoeringen – het verschil zit hem in de positie voor de achteruit.
03 Bestuurdersmilieu Versnellingsbakken 03 `` 121 rem met een druk op de knop, zie pagina 135. BELANGRIJK De auto moet stilstaan wanneer u de hendel in stand P zet. Achteruitrijstand (R) De auto moet stilstaan wanneer u de hendel in stand R zet. Neutrale stand (N) In deze stand kunt u de motor starten en er is geen versnelling ingeschakeld.
03 Bestuurdersmilieu Versnellingsbakken 03 122 1. Bedien het rempedaal en haal de keuze- hendel vanuit stand D naar stand + / – – het symbool D op het display van het instru- mentenpaneel verandert in een 1 .
03 Bestuurdersmilieu Versnellingsbakken 03 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 123 Automatische schakelblokkering deactiveren Als er niet met de auto kan worden gereden zoals het geval is bij een uitgeputte accu, moet u de keuzehendel uit stand P halen voordat u de auto kunt verslepen.
03 Bestuurdersmilieu Versnellingsbakken 03 124 Oververhitting tijdens langzaam fileverkeer is te voorkomen door in etappes te rijden: Sta stil en wacht met uw voet op het rempedaal totdat de afstand tot uw voorliggers lang genoeg is om een stukje verder vooruit te rijden, rem en wacht weer enige tijd met uw voet op het rem- pedaal.
03 Bestuurdersmilieu Versnellingsbakken 03 125 voorkomen dat de koppeling defect raakt – de auto wordt dan niet meer aangedreven totdat de versnellingsbaktemperatuur tot een aanvaardbaar niveau is gedaald. Voor andere displaymeldingen en de voorge- stelde maatregelen bij auto’s met een automa- tische versnellingsbak, zie pagina 144.
03 Bestuurdersmilieu Eco DRIVe of Eco Start/Stop DRIVe* 03 126 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Algemene informatie Stiller en schoner Milieuzorg vormt een van de kernwaarden van Volvo Car Corporation en geeft richting aan al onze activiteiten.
03 Bestuurdersmilieu Eco DRIVe of Eco Start/Stop DRIVe* 03 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 127 Functie en bediening Eco DRIVe Aan/Uit. Brandt korte tijd bij activering en bij dis- playmeldingen. (Wordt alleen gebruikt door de functie Eco Start/Stop DRIVe.
03 Bestuurdersmilieu Eco DRIVe of Eco Start/Stop DRIVe* 03 128 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Eco Start/Stop DRIVe Algemene informatie over Start/Stop De motor wordt afgezet – voor een stillere en scho- nere rit.
03 Bestuurdersmilieu Eco DRIVe of Eco Start/Stop DRIVe* 03 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 129 Automatische motorstart Met de schakelhendel in de neutrale stand: • Bedien het koppelingspedaal – de motor slaat aan. of • Bedien het gaspedaal – de motor slaat aan.
03 Bestuurdersmilieu Eco DRIVe of Eco Start/Stop DRIVe* 03 130 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. In de volgende gevallen wordt de motor auto- matisch gestart ook al hebt u het koppelings- pedaal niet bediend om te kunnen schakelen: • er wordt condens gevormd op de ruiten.
03 Bestuurdersmilieu Eco DRIVe of Eco Start/Stop DRIVe* 03 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 131 Sym- bool Melding Informatie/ maatregel Bedien kop- peling of rem om te starten Motor klaar voor automati- sche start – wacht op bediening van het koppelings- of rempedaal.
03 Bestuurdersmilieu Vierwielaandrijving, AWD (All Wheel Drive)* 03 132 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. De vierwielaandrijving is altijd ingeschakeld Bij vierwielaandrijving worden alle vier de wie- len van de auto tegelijk aangedreven.
03 Bestuurdersmilieu Bedrijfsrem 03 `` 133 Algemene informatie De auto is uitgerust met twee remkringen. Als een van de remkringen defect raakt, betekent dit dat de remmen pas later worden aange- sproken zodat u het rempedaal dieper moet intrappen voor dezelfde remmende werking.
03 Bestuurdersmilieu Bedrijfsrem 03 134 Symbolen op instrumentenpaneel Sym- bool Betekenis Brandt continu – controleer het remvloeistofpeil. Vul remvloei- stof bij als het peil te laag ligt en controleer tevens de oorzaak van het remvloeistofverlies.
03 Bestuurdersmilieu Parkeerrem 03 `` 135 Elektrische parkeerrem Functie Wanneer de parkeerrem wordt geactiveerd, hoort u een zwak elektromotorgeluid. Het geluid is tevens waarneembaar bij een auto- matische functiecontrole van de parkeerrem. Als de auto stilstaat wanneer u de parkeerrem aanzet, werkt de rem alleen op de achterwie- len.
03 Bestuurdersmilieu Parkeerrem 03 136 Parkeerrem lossen Handgreep parkeerrem. Auto met handgeschakelde versnellingsbak Handmatig lossen 1. Steek de transpondersleutel in het con- tactslot. 2. Trap het rempedaal stevig in. 3. Trek aan de handgreep. N.
03 Bestuurdersmilieu Parkeerrem 03 137 Berichten Parkeerrem niet geheel gelost - Door een storing kan de parkeerrem niet worden gelost. Bezoek een werkplaats – geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. Als u bij deze foutmelding wegrijdt zonder de parkeerrem te lossen, klinkt er een waarschuwingszoemer.
03 Bestuurdersmilieu HomeLink * 03 138 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Algemene informatie HomeLink is een programmeerbare afstands- bediening waarmee u tot drie ve.
03 Bestuurdersmilieu HomeLink * 03 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 139 in de “inleerstand” staat en klaar is voor programmering. 2. Leg de originele afstandsbediening op 5–30 cm afstand van HomeLink . Houd het controlelampje in de gaten.
03 Bestuurdersmilieu HomeLink * 03 140 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. begint te knipperen. Laat beide knoppen weer los, wanneer het lampje dat langzaam knipperde sneller gaat knipperen. Een snel knipperend lampje geeft aan dat de pro- grammering gelukt is.
03 Bestuurdersmilieu 03 141.
142 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Menu- en meldingsfuncties................................................................... 144 Menugroep MY CAR ............................................................................ 147 Klimaatregeling .
COMFORT EN RIJPLEZIER.
04 Comfort en rijplezier Menu- en meldingsfuncties 04 144 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Instrumentenpaneel Informatiedisplay en bedieningselementen voor menufuncties. READ – meldingenlijst openen en meldin- gen bevestigen. Duimwiel – menu-opties doorbladeren.
04 Comfort en rijplezier Menu- en meldingsfuncties 04 `` 145 Melding Betekenis Stop auto z.s.m. A Breng de auto tot stil- stand en zet de motor af. Grote kans op schade – bezoek een werkplaats B . Zet motor af A Breng de auto tot stil- stand en zet de motor af.
04 Comfort en rijplezier Menu- en meldingsfuncties 04 146 Melding Betekenis Tijdelijk UIT A De bijbehorende functie is tijdelijk uitgeschakeld en wordt na enige tijd rijden of de volgende keer dat u de motor start automatisch opnieuw ingeschakeld. Accuspann.
04 Comfort en rijplezier Menugroep MY CAR 04 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 147 Algemene informatie over MY CAR In deze menugroep zijn tal van de auto- functies te regelen, zoals het instellen van de klok, de buitenspiegels en de sloten.
04 Comfort en rijplezier Menugroep MY CAR 04 148 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. gekozen functie in het geheugen op te slaan. EXIT Paden Het actuele menuniveau staat rechts bovenaan op het beeldscherm van de middenconsole.
04 Comfort en rijplezier Menugroep MY CAR 04 `` 149 Milieutips Voor meer informatie, zie pagina 126. MY CAR Hulpsystemen De actuele status van de bestuurdersonder- steunende autosystemen staat op het beeld- scherm.
04 Comfort en rijplezier Menugroep MY CAR 04 150 Bandendruk kalibreren Voor meer informatie, zie pagina 315. Stuurkracht Hoog Midden Laag Voor meer informatie, zie pagina 172. Auto-instellngen resetten Bij deze optie herstelt het menusysteem de oorspronkelijke fabrieksinstellingen voor Instellingen van de auto.
04 Comfort en rijplezier Menugroep MY CAR 04 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 151 Voor meer informatie over de boordcomputer, zie pagina 168. Temperatuureenheid Celsius Fahrenheit Geeft de eenheid aan voor weergave van de buitentemperatuur en instelling van de klimaat- regeling.
04 Comfort en rijplezier Menugroep MY CAR 04 152 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. • Er verschijnt een volumeregeling op het scherm – doe in dat geval het volgende: 1. Stel het volume bij met het duimwiel 2. Met OK kunt u bij wijze van proef een stukje beluisteren 3.
04 Comfort en rijplezier Klimaatregeling 04 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 153 Algemene informatie Klimaatregeling De auto is voorzien van elektronische klimaat- regeling. De klimaatregeling zorgt ervoor dat de lucht in het interieur gekoeld, verwarmd of van vocht ontdaan wordt.
.
04 Comfort en rijplezier Klimaatregeling 04 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 155 • Ventilatorfunctie in automatische stand*, zie pagina 159. • De door de timer geregelde recirculatie van de lucht in de passagiersruimte, zie pagina 161.
04 Comfort en rijplezier Klimaatregeling 04 156 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Elektronische klimaatregeling, ECC* Temperatuurregeling, linkerzijde Elektrisch verwarmde voorstoel, linkerzijde Max.
04 Comfort en rijplezier Klimaatregeling 04 `` 157 Elektronische temperatuurregeling, ETC Ventilator Elektrisch verwarmde voorstoel, linkerzijde AC – Airconditioning aan/uit Max.
04 Comfort en rijplezier Klimaatregeling 04 158 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Gebruik bedieningselementen Elektrisch verwarmde stoelen/ achterbank* Voorstoelen Het beeldscherm van de middenconsole geeft het actuele verwarmingsniveau aan.
04 Comfort en rijplezier Klimaatregeling 04 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 159 Ventilator N.B. Als de ventilator volledig uitgeschakeld is, start de airconditioning niet wat kans op beslagen ruiten kan geven. Ventilatorknop voor ECC* Draai aan de knop om de ven- tilatorsnelheid te verhogen of te verlagen.
04 Comfort en rijplezier Klimaatregeling 04 160 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. U kunt de ventilatorsnelheid in de automati- sche stand instellen in het menusysteem MY CAR onder Instellingen Klimaatinstellingen Autom. ventilatorinstellingen .
04 Comfort en rijplezier Klimaatregeling 04 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 161 Timer Bij een geactiveerde timerfunctie zal de kli- maatregeling afhankelijk van de buitentempe- ratuur na een bepaalde tijd de handmatig geac- tiveerde recirculatiestand verlaten.
04 Comfort en rijplezier Klimaatregeling 04 162 Luchtverdelingstabel Luchtverdeling Toepassing Luchtverdeling Toepassing Lucht naar de ruiten. Er komt een bepaalde hoe- veelheid lucht uit de blaasmonden. De lucht wordt niet gerecirculeerd. De airconditioning is altijd ingeschakeld.
04 Comfort en rijplezier Motor- en interieurverwarming op brandstof* 04 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 163 Verwarming op brandstof Algemene informatie over de standverwarming U kunt de standverwarming die de motor en het interieur verwarmt meteen inschakelen of vertraagd met een timerfunctie.
04 Comfort en rijplezier Motor- en interieurverwarming op brandstof* 04 164 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Bediening Knop READ Duimwiel RESET - resetten/kiezen Voor meer informatie over het informatiedis- play en de knop READ , zie pagina 144.
04 Comfort en rijplezier Motor- en interieurverwarming op brandstof* 04 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 165 Een displaymelding verdwijnt automatisch na enige tijd. U kunt een melding ook eerder doen verdwijnen met een druk op de knop READ van de richtingaanwijzerhendel.
04 Comfort en rijplezier Motor- en interieurverwarming op brandstof* 04 166 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. N.B. Als u de klok van de auto bijstelt, worden eventuele timerinstellingen gewist.
04 Comfort en rijplezier Extra verwarming* 04 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 167 Algemene informatie over de extra verwarming In landen met een koud klimaat 1 is wellicht een extra verwarming vereist om de motor op bedrijfstemperatuur te brengen en een behaaglijke temperatuur in de passagiers- ruimte te realiseren.
04 Comfort en rijplezier Boordcomputer 04 168 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Algemene informatie Informatiedisplay en bedieningselementen.
04 Comfort en rijplezier Boordcomputer 04 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 169 Op nul stellen 1. Selecteer --- km/h gem. snelheid of --.- l/100km gemiddeld . 2. Houd RESET ca. 1 seconde ingedrukt om de waarde voor de gekozen functie op nul te stellen.
04 Comfort en rijplezier Stabiliteits- en tractieregelsysteem, DSTC 04 170 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Algemene informatie over DSTC Het stabiliteits- en tractieregelsysteem DSTC (Dynamic Stability and Traction Control) helpt de bestuurder voorkomen dat de wielen door- slippen en verbetert de tractie van de auto.
04 Comfort en rijplezier Stabiliteits- en tractieregelsysteem, DSTC 04 171 > Het systeem maakt vervolgens een sportievere rijstijl mogelijk. De Sport -stand is actief, totdat u de stand ver- laat of de motor afzet – de volgende keer dat u de motor start, staat het DSTC-systeem weer in de normale stand.
04 Comfort en rijplezier Rijeigenschappen aanpassen 04 172 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Actieve chassisregeling (Four-C)* Het actieve chassissysteem FOUR-C (Continously Controlled Chassis Concept) stemt de eigenschappen van de schokdem- pers af op de gewenste rijeigenschappen van de auto.
04 Comfort en rijplezier Cruisecontrol* 04 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 173 Bediening Toetsenset op stuurwiel en display. Cruisecontrol – Aan/Uit. De stand-bystand wordt beëindigd en de ingestelde snelheid wordt hervat.
04 Comfort en rijplezier Cruisecontrol* 04 174 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. N.B. Wanneer u de ingestelde snelheid hebt her- vat met kan er een duidelijke snelheids- verhoging optreden.
04 Comfort en rijplezier Cruisecontrol 04 `` 175 Algemene informatie over cruisecontrol Een cruisecontrol (Speed Limiter) is te beschouwen als een omgekeerde snelheids- begrenzer – u regelt de snelheid met het gas- pedaal, terwijl de cruisecontrol voorkomt dat u per ongeluk de vooraf gekozen/ingestelde snelheid overschrijdt.
04 Comfort en rijplezier Cruisecontrol 04 176 > De opgeslagen maximumsnelheid staat tussen haakjes (5) op het display en het is mogelijk de ingestelde maximumsnel- heid tijdelijk te overschrijden.
04 Comfort en rijplezier Adaptieve cruisecontrol* 04 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 177 Algemene informatie over ACC De adaptieve cruisecontrol (ACC – Adaptive Cruise Control) helpt u om een veilige afstand tot voorliggers te houden.
04 Comfort en rijplezier Adaptieve cruisecontrol* 04 178 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. WAARSCHUWING De adaptieve cruisecontrol is geen systeem dat botsingen voorkomt. Grijp zelf in zodra u merkt dat het systeem een voorligger niet registreert.
04 Comfort en rijplezier Adaptieve cruisecontrol* 04 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 179 WAARSCHUWING De adaptieve cruisecontrol waarschuwt alleen voor de voertuigen die de radarsen- sor heeft geregistreerd. Het is dan ook mogelijk dat een waarschuwing uitblijft of pas na enige vertraging wordt gegeven.
04 Comfort en rijplezier Adaptieve cruisecontrol* 04 180 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. De cruisecontrol is vervolgens te activeren met of , waarna de actuele snelheid in het geheugen opgeslagen wordt – de melding (---) op het display maakt plaats voor de geko- zen snelheid, bijv.
04 Comfort en rijplezier Adaptieve cruisecontrol* 04 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 181 Tijdelijk deactiveren – stand-bystand Druk op de stuurtoets om de cruisecontrol tijdelijk uit te schakelen en stand-by te zetten – de ingestelde snelheid verschijnt tussen haak- jes op het display, bijv.
04 Comfort en rijplezier Adaptieve cruisecontrol* 04 182 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Queue Assist ACC en automatische versnellingsbak* Bij auto’s met een automatische versnellings- bak heeft de adaptieve cruisecontrol meer functies dan bij auto’s met een handgescha- kelde versnellingsbak.
04 Comfort en rijplezier Adaptieve cruisecontrol* 04 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 183 Automatische stand-bystand bij wijziging van doelvoertuig De cruisecontrol wordt uit.
04 Comfort en rijplezier Adaptieve cruisecontrol* 04 184 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. WAARSCHUWING De adaptieve cruisecontrol is geen systeem dat botsingen voorkomt. Grijp zelf in zodra u merkt dat het systeem een voorligger niet registreert.
04 Comfort en rijplezier Adaptieve cruisecontrol* 04 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 185 Oorzaak Maatregel Het radaroppervlak van de grille is vuil of bedekt met sneeuw of ijs. Ontdoe het radaroppervlak van de grille van vuil, sneeuw en ijs.
04 Comfort en rijplezier Adaptieve cruisecontrol* 04 186 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Symbool Melding Betekenis ACC niet beschikbaar De adaptieve cruisecontrol kan niet worden ingeschakeld.
04 Comfort en rijplezier Afstandscontrole* 04 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 187 Algemene informatie De afstandscontrole (Distance Alert) is een functie die u inlicht over de volgtijd ten opzichte van de voorligger.
04 Comfort en rijplezier Afstandscontrole* 04 188 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. U kunt verschillende volgtij- den ten opzichte van voorlig- gers kiezen en deze worden op het display als 1–5 hori- zontale streepjes weergege- ven – hoe meer streepjes, des te langer de volgtijd.
04 Comfort en rijplezier Afstandscontrole* 04 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 189 Symbool Melding Betekenis Radar afgedekt. Zie instructieb.
04 Comfort en rijplezier City Safety™ 04 190 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Algemene informatie City Safety™ is een hulpmiddel om u te helpen een botsing te voorkomen tijdens filerijden e.d., waarbij plotselinge wijzigingen in het ver- keer vóór u gekoppeld aan onoplettendheid tot bijna-ongelukken kunnen leiden.
04 Comfort en rijplezier City Safety™ 04 `` 191 Bij een snelheidsverschil van 15–30 km/h tus- sen de beide voertuigen kan City Safety™ een botsing niet geheel op eigen kracht voorkomen – voor het maximale remvermogen dient u zelf het rempedaal te bedienen.
04 Comfort en rijplezier City Safety™ 04 192 City Safety™ wordt niet geactiveerd op lage snelheden (onder 4 km/h), wat betekent dat het systeem niet ingrijpt in situaties waarbij u een voorligger uiterst langzaam nadert zoals tijdens het parkeren.
04 Comfort en rijplezier City Safety™ 04 `` 193 BELANGRIJK Als het voorruitoppervlak vóór een van beide “ogen” barsten, krassen of steenslag- schade vertoont van 0,5 × 3,0 mm (of gro- ter), n.
04 Comfort en rijplezier City Safety™ 04 194 Symbool Melding Betekenis/Maatregel Autom. remmen door City Safety City Safety™ remt op dit moment of remde eerder automatisch. Voorruitsensoren afgedekt De lasersensor werkt tijdelijk niet doordat deze door iets gehinderd wordt.
04 Comfort en rijplezier Collision Warning and Pedestrian Detection with Auto Brake* 04 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 195 Algemene informatie De CWAB met voetgangersdetect.
04 Comfort en rijplezier Collision Warning and Pedestrian Detection with Auto Brake* 04 196 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Functie Functie-overzicht.
04 Comfort en rijplezier Collision Warning and Pedestrian Detection with Auto Brake* 04 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 197 Waarschuwingssignalen activeren/ deactiveren Als bij het starten van de motor blijkt dat u ervoor gekozen hebt het systeem in te scha- kelen, wordt het waarschuwingslampje auto- matisch geactiveerd.
04 Comfort en rijplezier Collision Warning and Pedestrian Detection with Auto Brake* 04 198 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. N.B. Het visuele waarschuwingssignaal kan korte tijd buiten werking worden gesteld, wanneer de temperatuur in het interieur bij- voorbeeld door de felle zon te hoog is opge- lopen.
04 Comfort en rijplezier Collision Warning and Pedestrian Detection with Auto Brake* 04 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 199 N.
04 Comfort en rijplezier Collision Warning and Pedestrian Detection with Auto Brake* 04 200 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Storingen opsporen en verhelpen Als op het display d.
04 Comfort en rijplezier Collision Warning and Pedestrian Detection with Auto Brake* 04 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 201 Symbool Melding Betekenis Remassis- tent geac- tiveerd De Auto Brake was actief. De melding verdwijnt na bediening van de toets READ .
04 Comfort en rijplezier Driver Alert System – DAC* 04 202 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Algemene informatie over Driver Alert System Driver Alert System is bestemd om u te helpen als de auto op een ongecontroleerde manier wordt bestuurd of op het punt staat de rij- strookmarkering te overschrijden.
04 Comfort en rijplezier Driver Alert System – DAC* 04 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 203 Beperkingen Soms kan het systeem ten onrechte waarschu- wen voor ongecontroleerde stuurbewegingen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren bij: • gebruik van de functie LDW.
04 Comfort en rijplezier Driver Alert System – DAC* 04 204 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Symbolen en meldingen op display Symbool Melding Betekenis Driver Alert UIT De functie is niet ingeschakeld. Driver Alert stand-by <65km/h De functie is stand-by gezet omdat de rijsnelheid onder 65 km/h ligt.
04 Comfort en rijplezier Driver Alert System – (LDW)* 04 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 205 Algemene informatie over Lane Departure Warning (LDW) De functie is bedoeld om.
04 Comfort en rijplezier Driver Alert System – (LDW)* 04 206 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. N.B. Iedere keer dat de wielen een markerings- streep passeren wordt er slechts eenmaal gewaarschuwd.
04 Comfort en rijplezier Driver Alert System – (LDW)* 04 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 207 Symbool Melding Betekenis Voorruitsensoren afgedekt De camerasensor werkt tijdelijk niet. Verschijnt bijvoorbeeld bij sneeuw, ijs of vuil op de voorruit.
04 Comfort en rijplezier Park Assist* 04 208 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Algemene informatie Park Assist is bedoeld als hulpmiddel tijdens het parkeren. Geluidssignalen en symbolen op het beeldscherm van de middenconsole geven de afstand aan tot een waargenomen obstakel.
04 Comfort en rijplezier Park Assist* 04 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 209 Bij een afstand tot 30 cm bestaat het geluids- signaal uit een ononderbroken toon en is de sensorsector die het dichtst bij de auto ligt geheel gevuld.
04 Comfort en rijplezier Park Assist* 04 210 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. BELANGRIJK In bepaalde omstandigheden kan de par- keerhulp ten onrechte waarschuwingssig- nalen afgeven. Dit komt door externe geluidsbronnen met ultrasone geluidssig- nalen van dezelfde frequentie als de senso- ren van het systeem.
04 Comfort en rijplezier Park Assist-camera* 04 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 211 Algemene informatie De Park Assist-camera is een hulpsysteem dat automatisch geactiveerd wordt bij het inscha- kelen van de achteruitversnelling (de functie is te wijzigen in het instellingenmenu, zie pagina 147).
04 Comfort en rijplezier Park Assist-camera* 04 212 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Camerapositie bij de openingshandgreep. Lichtomstandigheden De cameraweergave wordt automatisch aan- gepast aan de heersende lichtomstandighe- den.
04 Comfort en rijplezier Park Assist-camera* 04 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 213 Grenslijnen Lijnen van het systeem. Grenslijn 30cm-zone achter auto Grenslijn vrije achteruitrijzone “Wielsporen” De ononderbroken lijn (1) grenst een gebied af dat minder dan ca.
04 Comfort en rijplezier Park Assist-camera* 04 214 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Kleur Afstand (meter) Oranje 1,5– Oranje 0,3–1,5 Rood 0–0,3 Instellingen Druk op OK/MENU wanneer een cameraweer- gave getoond wordt. Voer de gewenste instel- lingen uit.
04 Comfort en rijplezier BLIS* – Blind Spot Information System 04 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 215 Algemene informatie over BLIS G021426 BLIS-camera Controlelampje BLIS.
04 Comfort en rijplezier BLIS* – Blind Spot Information System 04 216 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Activeren/deactiveren Knop voor activering/deactivering. BLIS wordt bij het starten van de motor auto- matisch geactiveerd.
04 Comfort en rijplezier BLIS* – Blind Spot Information System 04 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 217 WAARSCHUWING Het systeem reageert niet op fietsers en bromfietsers. De BLIS-camera’s kennen ongeveer dezelfde beperkingen als het menselijk oog.
04 Comfort en rijplezier BLIS* – Blind Spot Information System 04 218 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Beperkingen Soms kan het controlelampje voor BLIS oplich- ten zonder dat u voertuigen in de dode hoeken kunt waarnemen. N.B.
04 Comfort en rijplezier Interieurcomfort 04 `` 219 Opbergmogelijkheden.
04 Comfort en rijplezier Interieurcomfort 04 220 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Opbergvak in portierpaneel Opbergzak* aan de voorkant van de voor- stoelzittingen Parkeerkaarth.
04 Comfort en rijplezier Interieurcomfort 04 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 221 Make-upspiegel G021438 Make-upspiegel met verlichting.
222 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Algemene informatie over infotainment ................................................ 224 Beknopte bedieningsinstructies............................................................ 226 Algemene infotainmentfuncties.
INFOTAINMENT.
05 Infotainment Algemene informatie over infotainment 05 224 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Algemene informatie Het infotainmentsysteem in uw auto is verkrijg- baar in vier ui.
05 Infotainment Algemene informatie over infotainment 05 225 Wanneer de transpondersleutel niet in het con- tactslot steekt, is het infotainment 15 minuten achtereen te gebruiken door op de knop Aan/ Uit te drukken.
05 Infotainment Beknopte bedieningsinstructies 05 226 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Overzicht infotainment AUX- en USB 1 -ingangen voor externe geluidsbronnen (bijv.
.
05 Infotainment Beknopte bedieningsinstructies 05 228 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Voorbeeld van snelweergave (radio). Voorbeeld van menuweergave (Bluetooth -hand- sfree). Moederweergave Voorbeeld van moederweergave (radio).
05 Infotainment Beknopte bedieningsinstructies 05 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 229 Toetsenset* op stuurwiel De toetsenset is verkrijgbaar in verschillende uitvoeringen afhankelijk van de extra’s en het uitrustingsniveau van de auto.
05 Infotainment Beknopte bedieningsinstructies 05 230 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. ingevoerde tekens wissen. Lang indrukken om naar het hoogste menuniveau (de moe- derweergave) te gaan, zie pagina 228. Duimwiel – Eraan draaien om een stap omhoog/omlaag te doen binnen het menu- systeem.
05 Infotainment Algemene infotainmentfuncties 05 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 231 FAV - favoriet opslaan De toets FAV is te gebruiken om functies op te slaan die u vaak gebruikt, waarna u de functies eenvoudig kunt starten door te drukken op FAV .
05 Infotainment Algemene infotainmentfuncties 05 232 Druk opnieuw meerdere malen op SOUND of OK/MENU om de overige alternatieven te bereiken: • Surround 1 – Is Aan/Uit te zetten. Wanneer u voor Aan hebt gekozen, hanteert het sys- teem de instelling voor optimale geluids- weergave.
05 Infotainment Algemene infotainmentfuncties 05 233 1. Druk op de toets MEDIA , draai aan TUNE totdat u AUX bereikt en wacht enkele seconden voordat u op OK/MENU drukt. 2. Druk op OK/MENU en draai vervolgens aan TUNE totdat u AUX-ingangsvolume bereikt.
05 Infotainment Radio 05 234 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Radiofuncties, algemeen Middenconsole, bedieningselementen voor radio- functies.
05 Infotainment Radio 05 `` 235 N.B. • De lijst vermeldt alleen de frequenties van de zenders waarop u hebt afge- stemd en vormt dan ook geen complete lijst met alle beschikbare radiofrequen- ties op de frequentieband van uw keuze.
05 Infotainment Radio 05 236 1. Stem af op een zender (zie “Zenders zoe- ken”, pagina 234). 2. Houd een van de sneltoetsen enkele seconden ingedrukt. Het geluid verdwijnt zolang maar keert terug wanneer de zen- der opgeslagen is. De sneltoets is vervol- gens te gebruiken.
05 Infotainment Radio 05 `` 237 Verkeersinformatie, TP Bij activering van deze functie wordt de weer- gave van de actieve geluidsbron onderbroken voor een uitzending met verkeersinformatie via het RDS-netwerk van de zender waarop is afgestemd. Het symbool TP geeft aan dat de functie actief is.
05 Infotainment Radio 05 238 Er verschijnt een indicatie op het beeldscherm wanneer PTY geactiveerd is. U deactiveert de PTY-functie in stand FM onder FM-menu Geavanceerde instellingen PTY-instellingen Verkeersinfo van andere zenders ontvangen . De gekozen programmatypes (PTY) worden niet gereset.
05 Infotainment Radio 05 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 239 Digitale radio (DAB)* Algemene informatie DAB (Digital Audio Broadcasting) is een sys- teem voor digitale overdracht van radiosigna- len. N.B. Dit systeem biedt geen ondersteuning voor DAB+.
05 Infotainment Radio 05 240 Programmatype (PTY) Met de functie programmatype kunt u verschil- lende soorten radioprogramma’s kiezen. Er bestaan verschillende programmatypes voor uiteenlopende soorten programmacatego- rieën.
05 Infotainment Radio 05 241 Frequentieband DAB is in staat op twee 5 frequentiebanden uit te zenden: • Band III – bestrijkt gebieden buiten de grote steden • Band L - Voornamelijk in de grote steden Wanneer u alleen voor Band III kiest, verloopt het programmeren van kanalen sneller dan als u voor zowel Band III als Band L hebt geko- zen.
05 Infotainment Mediaspeler 05 242 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. CD/DVD 1 -functies Bedieningspaneel op middenconsole. Opening voor het invoeren/uitwerpen van een disc MEDIA -toets Disc uitwerpen Cijfers en letters invoeren. Tracks/mappen kiezen of menu-opties doorbladeren door te draaien aan TUNE .
05 Infotainment Mediaspeler 05 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 243 Afspelen en navigeren Audio-cd’s Draai aan TUNE om de speellijst van de disc te bekijken en door de lijst te navigeren. Met OK/ MENU wordt de trackkeuze bevestigd en de weergave gestart.
05 Infotainment Mediaspeler 05 244 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. medium weer en voor iedere track verschijnen de tracktitel, de uitvoerende artiest en het album. Als de audio-cd geen treffer in de data- base oplevert, wordt de cd-tekst op de cd zelf gebruikt.
05 Infotainment Mediaspeler 05 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 245 Navigeren in eigen menu video-dvd Met de bedieningselementen op de midden- console kunt u navigeren in het eigen menu van de video-dvd.
05 Infotainment Mediaspeler 05 246 N.B. Dubbelzijdige schijven van het zogeheten dual format-type (DVD Plus, CD-DVD) zijn dikker dan normale cd’s. Het is dan ook niet zeker of dergelijke schijven kunnen worden afgespeeld en storingen zijn mogelijk. Als een cd een mix van mp3- en CD-DA- bestanden bevat, worden alle mp3-tracks genegeerd.
05 Infotainment Externe geluidsbron via AUX/USB*-ingang 05 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 247 AUX, USB 1 en externe geluidsbron Algemene informatie Aansluitingspunten voor externe geluidsbronnen.
05 Infotainment Externe geluidsbron via AUX/USB*-ingang 05 248 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. menufuncties en menusystemen, zie pagina 272. Afspelen en navigeren 3 Draai aan TUNE om de speellijst/mapstructuur te openen en door de lijst/structuur te navige- ren.
05 Infotainment Externe geluidsbron via AUX/USB*-ingang 05 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 249 Mp3-speler Veel mp3-spelers werken met hun eigen bestandssysteem die niet ondersteund wor- den door het Infotainmentsysteem.
05 Infotainment Media Bluetooth * 05 250 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Streaming audio Algemene informatie De mediaspeler in de auto is uitgerust met Bluetooth 1 en kan draadloos “streaming audio”-bestanden afspelen op externe eenhe- den met Bluetooth zoals mobiele telefoons en laptops.
05 Infotainment Media Bluetooth * 05 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 251 N.B. Als de auto is uitgerust met een toetsen- set* op het stuurwiel en/of een afstandsbe- diening*, kunt u deze meestal gebruiken in plaats van de toetsen op de middencon- sole.
05 Infotainment Media Bluetooth * 05 252 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. > Na enige tijd verschijnt de naam van de externe eenheid op het beeldscherm. Als er meerdere externe eenheden gekoppeld zijn, verschijnen ook deze.
05 Infotainment TV - instelling* 05 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 253 TV - instelling* Algemene informatie N.B. Dit systeem ondersteunt alleen tv-signalen in die landen die in mpeg2-formaat uitzen- den volgens de DVB-T-standaard.
05 Infotainment TV - instelling* 05 254 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. N.B. Als de auto is uitgerust met een toetsen- set* op het stuurwiel en/of een afstandsbe- diening*, kunt u deze meestal gebruiken in plaats van de toetsen op de middencon- sole.
05 Infotainment TV - instelling* 05 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 255 dracht duurt even. Tijdens het zoeken wordt het beeld weergegeven van alle gevonden en als voorkeur vastgelegde kanalen. Er verschijnt een melding wan- neer de zoekopdracht afgerond is en het beeld verschijnt dat bij het gekozen kanaal hoort.
05 Infotainment TV - instelling* 05 256 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 1. Druk op de toets op de afstandsbe- diening. 2. Typ het paginanummer (3 cijfers) in met de cijfertoetsen (0–9) om een pagina te kiezen. > De pagina verschijnt automatisch.
05 Infotainment Afstandsbediening* 05 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 257 Afstandsbediening* Scrolwiel, overeenkomend met TUNE op de middenconsole. De afstandsbediening is te gebruiken voor alle functies van het infotainmentsysteem.
05 Infotainment Afstandsbediening* 05 258 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Toets Functie Naar rechts/links, ander(e) track/ nummer. Keuze bevestigen of menusys- teem voor gekozen bron openen Volume verlagen Volume verhogen 0-9 Voorkeurskanalen kiezen, cijfers/ letters invoeren Sneltoets voor ingestelde favor- ieten.
05 Infotainment Bluetooth -handsfree* 05 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 259 Algemene informatie Systeemoverzicht. Mobiele telefoon Microfoon Toetsenset op stuurwiel Bedieningspaneel in middenconsole Bluetooth 1 Een mobiele telefoon met Bluetooth is draad- loos aan te sluiten op het infotainmentsysteem.
05 Infotainment Bluetooth -handsfree* 05 260 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. omhoog in het menusysteem en actieve functie annuleren. N.B. Als de auto is uitgerust met een toetsen- set* op het stuurwiel en/of een afstandsbe- diening*, kunt u deze meestal gebruiken in plaats van de toetsen op de middencon- sole.
05 Infotainment Bluetooth -handsfree* 05 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 261 5. Voer een willekeurige pincode in via de toetsenset van de mobiele telefoon, als er om de pincode wordt gevraagd. Voer ver- volgens dezelfde pincode in via de toet- senset in de auto.
05 Infotainment Bluetooth -handsfree* 05 262 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. • Dempen – Microfoon van het audiosys- teem uitschakelen. • Mobiele telefoon - Gesprek doorschake- len naar de mobiele telefoon. Bij sommige mobiele telefoons wordt de koppeling ver- broken.
05 Infotainment Bluetooth -handsfree* 05 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 263 N.B. Voor bepaalde mobiele telefoons geldt dat de belsignalen van de aangesloten mobiele telefoon niet worden uitgeschakeld bij gebruik van de geïntegreerde signalen van het handsfree-systeem.
05 Infotainment Bluetooth -handsfree* 05 264 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. N.B. Bij wijzigingen van een post in het telefoon- boek van de mobiele telefoon vanuit het telefoonsysteem in de auto, wordt er een nieuwe post in het telefoonboek van de auto aangemaakt.
05 Infotainment Bluetooth -handsfree* 05 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 265 Contactpersonen zoeken Contactpersonen zoeken met het tekstwiel.
05 Infotainment Bluetooth -handsfree* 05 266 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Nieuw contact Letters invoeren voor nieuwe contactpersoon. Invoerstand wijzigen (zie onderstaande tabel) Invoerveld Een nieuwe contactpersoon is in de telefoon- stand toe te voegen onder Phone main menu Telefoonboek Nieuw contact .
05 Infotainment Bluetooth -handsfree* 05 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 267 Met OK/MENU kunt u wisselen tussen hoofdletters en kleine let- ters. Druk op OK/MENU , de cursor gaat naar het invoerveld (2) boven aan het beeldscherm.
05 Infotainment Spraakherkenning* mobiele telefoon 05 268 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Inleiding De spraakherkenningsfunctie 1 van het infotain- mentsysteem biedt u de mogel.
05 Infotainment Spraakherkenning* mobiele telefoon 05 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 269 met stemcommando’s te starten. De func- tie toont dan enkele veelvoorkomende commando’s op het beeldscherm van de middenconsole.
05 Infotainment Spraakherkenning* mobiele telefoon 05 270 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Spraakinstellingen Spraaktraining . Kies Gebruiker 1 of Gebruiker 2 .
05 Infotainment Spraakherkenning* mobiele telefoon 05 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 271 Noem de rest van de cijfers. Sluit wanneer u klaar bent het commando af door “Bel” te zeg- gen.
05 Infotainment Menufuncties infotainment 05 272 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Navigeren in de menu’s De functies van het infotainmentsysteem zijn via de systeemmenu’s te regelen. Elke bron binnen het infotainmentsysteem (bijv.
05 Infotainment Menufuncties infotainment 05 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 273 Audio-instellingen 2 Klankpodium 3 Equalizer 4 Volumecompensatie Alle audio-instellingen res.
05 Infotainment Menufuncties infotainment 05 274 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Hoofdmenu DVD 1 Video Diskmenu Dvd-diskmenu Play/pause/verder Stoppen Ondertitels Taal van audi.
05 Infotainment Menufuncties infotainment 05 275 Bronmenu 7 Hoofdmenu dvd 8 Titelmenu dvd 8 Menu’s TEL Hoofdmenu Bluetooth -handsfree 4 Phone main menu Bellijsten Alle gesprekken Gemiste opr.
276 Rijadviezen............................................................................................ 278 Tanken.................................................................................................. 281 Brandstof ....................
TIJDENS HET RIJDEN.
06 Tijdens het rijden Rijadviezen 06 278 Algemene informatie Zuinig rijden Zuinig rijden houdt in dat u anticiperend en rustig rijdt, en uw rijstijl en snelheid afstemt op de verkeerssituatie.
06 Tijdens het rijden Rijadviezen 06 `` 279 mogelijk tot stilstand en laat de motor enkele minuten stationair lopen zodat deze kan afkoelen. • Als de displaymelding Motortemp. hoog Zet motor af of Koelvl.peil laag Zet motor af verschijnt, dient u nadat de auto tot stilstand is gekomen ook de motor af te zetten.
06 Tijdens het rijden Rijadviezen 06 280 tegen vorst is het zaak geen verschillende soorten glycol met elkaar te mengen. • Houd de tank altijd goed gevuld om con- dens in de brandstoftank tegen te gaan. • De viscositeit van de motorolie is belang- rijk.
06 Tijdens het rijden Tanken 06 281 Tanken Tankvulklep openen/sluiten Open de tankvulklep met de knop op het ver- lichtingspaneel – bij het loslaten van de knop springt de klep open. De vulklep zit in het rechter achterspatbord, zoals de pijl bij het symbool op het infor- matiedisplay al aangeeft.
06 Tijdens het rijden Brandstof 06 282 Algemene informatie over brandstof Gebruik geen brandstof met een slechtere kwaliteit dan Volvo adviseert, omdat dit een nadelige invloed kan hebben op het motorver- mogen en het brandstofverbruik. WAARSCHUWING Zorg altijd dat u geen brandstofdampen inademt of brandstofspatten in de ogen krijgt.
06 Tijdens het rijden Brandstof 06 `` 283 Benzine De benzine moet voldoen aan de norm NEN- EN 228. De meeste motoren lopen op benzine met een octaangetal van 95 en 98 RON. Gebruik benzine met een octaangetal van 91 RON alleen bij wijze van hoge uitzondering.
06 Tijdens het rijden Brandstof 06 284 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Na motoruitval door brandstofgebrek heeft het brandstofsysteem enige tijd nodig om een con- trole uit te voeren. Doe in dat geval (ná bijtan- ken met dieselolie) het volgende, voordat u de motor start: 1.
06 Tijdens het rijden Brandstof 06 285 Brandstofverbruik en uitstoot van kooldioxide Het gebruik van extra accessoires kan de ver- bruikscijfers beïnvloeden, omdat de accessoi- res het gewicht van de auto verhogen. Zie de informatie over gewichten op pagina 363 en de tabel op pagina 370.
06 Tijdens het rijden Lading vervoeren 06 286 Algemene informatie over vervoer van lading Het laadvermogen is afhankelijk van het rijklaar gewicht van de auto. Het laadvermogen dient te worden verminderd met de som van het gewicht van eventuele inzittenden en dat van gemonteerde accessoires.
06 Tijdens het rijden Lading vervoeren 06 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 287 • Controleer regelmatig of de lastdragers en de lading goed vastzitten. Zet de lading stevig vast met sjorbanden. • Verdeel het gewicht van de lading gelijk- matig over de lastdragers.
06 Tijdens het rijden Lading vervoeren 06 288 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 12V-aansluiting* Open het klepje om bij de elektrische aanslui- ting te komen. • Via de aansluiting is ook stroom af te nemen, wanneer de transpondersleutel niet in het contactslot steekt.
06 Tijdens het rijden Bagageruimte 06 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 289 Veiligheidsnet* Opbergruimte voor tweedelige veiligheidsnetcas- sette. Onder het vloerluik in de bagageruimte is voor- zien in opbergruimte voor een tweedelige vei- ligheidsnetcassette.
06 Tijdens het rijden Bagageruimte 06 290 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Rol het linker veiligheidsnet uit en haak het vast aan de stang. • Houd voor het oprollen de omgekeerde volgorde aan. Het net kan ook worden gebruikt wanneer de ruggedeelten van de achterbank neergeklapt zijn.
06 Tijdens het rijden Bagageruimte 06 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 291 Monteren/demonteren Normaal laat u het veiligheidsrek gemonteerd in de auto zitten, omdat het eenvoudig tegen het plafond op te klappen is en zo niet in de weg zit als u de bagageruimte wenst te verlen- gen.
06 Tijdens het rijden Rijden met een aanhanger 06 292 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Algemene informatie Het laadvermogen is afhankelijk van het rijklaar gewicht van de auto.
06 Tijdens het rijden Rijden met een aanhanger 06 `` 293 N.B. De aangegeven maximaal toelaatbare aan- hangergewichten zijn door Volvo bepaald. Let erop dat er op grond van de wetgeving voor motorvoertuigen in uw land verdere beperkingen van het aanhangergewicht en de snelheid kunnen gelden.
06 Tijdens het rijden Rijden met een aanhanger 06 294 Trekhaak Als de auto is uitgerust met een afneembare trekhaak, dienen de montagevoorschriften voor het bevestigen van het afneembare gedeelte zorgvuldig te worden opgevolgd, zie pagina 295.
06 Tijdens het rijden Rijden met een aanhanger 06 `` 295 Afmetingen, bevestigingspunten (mm) A 998 B 80 C 854 D 427 E 109 F 282 G Langsligger H Middelpunt kogel Trekhaak bevestigen G018928 Verwijder de afdekking door de pal in te drukken en de afdekking vervolgens recht naar achteren te trekken .
06 Tijdens het rijden Rijden met een aanhanger 06 296 G021490 Het controlevenster moet groen van kleur zijn. G000000 Draai de sleutel linksom naar de vergren- delde stand. Neem de sleutel uit het slot. G021494 Controleer of de trekhaak vastzit door deze stevig omhoog, omlaag en naar achteren te bewegen.
06 Tijdens het rijden Rijden met een aanhanger 06 `` 297 Druk de vergrendelingsknop in en draai deze linksom totdat u een klik hoort. Draai de vergrendelingsknop volledig omlaag totdat deze niet verder kan. Houd de knop in deze stand vast terwijl u de trekhaak schuin naar achteren toe omhoogtrekt.
06 Tijdens het rijden Rijden met een aanhanger 06 298 Als de pendelbeweging ondanks de eerste ingreep van het TSA-systeem niet wordt gedempt, worden alle wielen van de combina- tie afgeremd en wordt de aandrijfkracht van de motor verlaagd.
06 Tijdens het rijden Slepen en bergen 06 `` 299 Slepen Controleer voordat u de auto gaat slepen wat de toegestane maximumsnelheid is voor sle- pen. 1. Steek de transpondersleutel in het con- tactslot om het stuurslot op te heffen zodat de auto bestuurbaar wordt, zie pagina 83.
06 Tijdens het rijden Slepen en bergen 06 300 Sleepoog Het sleepoog dient te worden vastgeschroefd in een draadbus achter een afdekking in de bumper, voor of achter. Sleepoog bevestigen Neem het sleepoog erbij dat onder het vloerluik in de bagageruimte ligt.
06 Tijdens het rijden 06 301.
302 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Algemene informatie ............................................................................ 304 Wielen verwisselen .......................................................................
WIELEN EN BANDEN.
07 Wielen en banden Algemene informatie 07 304 Rijeigenschappen Banden zijn van grote invloed op de rijeigen- schappen van de auto. Zowel het type, de maat, de bandenspanning als de snelheids- klasse zijn belangrijk voor het rijgedrag van de auto. Draairichting G021778 De pijl geeft de draairichting van de band aan.
07 Wielen en banden Algemene informatie 07 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 305 Slijtage en onderhoud De juiste bandenspanning levert een gelijkma- tiger slijtage op, zie pagina 311.
07 Wielen en banden Algemene informatie 07 306 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Gereedschap Onder de vloer in de bagageruimte vindt u het sleepoog van de auto, de krik* en de wielsleu- tel*. Er is tevens ruimte om de dop voor de afsluitbare wielbouten in op te bergen.
07 Wielen en banden Algemene informatie 07 307 combinaties goedgekeurd zijn. Voor de toege- stane combinaties. zie pagina 373 Afmetingen wiel (velg) Wielen (velgen) zijn voorzien van een maataan- duiding, bijvoorbeeld: 7Jx16x50.
07 Wielen en banden Wielen verwisselen 07 308 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Verwijderen Zet een gevarendriehoek zie pagina 312 op, als u een wiel langs een drukke weg moet ver- wisselen. Zorg ervoor dat de auto en de krik* op een stevige en horizontale ondergrond staan.
07 Wielen en banden Wielen verwisselen 07 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 309 omlaag dat de voet plat tegen de grond aankomt. BELANGRIJK De ondergrond dient vast en egaal te zijn en niet te hellen. 8. Breng de auto zo ver omhoog dat het wiel van de grond komt.
07 Wielen en banden Wielen verwisselen 07 310 kelen. Het reservewiel mag niet worden gere- pareerd. In de bandenspanningstabel, zie pagina 373, staat de juiste bandenspanning voor het reservewiel. BELANGRIJK Rijd nooit sneller dan 80 km/h bij gebruik van een compact reservewiel.
07 Wielen en banden Bandenspanning 07 311 Bandenspanning G021830 Op de sticker voor op de portierstijl aan de bestuurderszijde (tussen voor- en achterpor- tier) staat de juiste bandenspanning voor uw auto aangegeven bij verschillende belading en snelheid.
07 Wielen en banden Gevarendriehoek en EHBO-set* 07 312 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Gevarendriehoek Til de vloer in de bagageruimte op en haal de gevarendriehoek tevoorschijn. Neem de gevarendriehoek uit de houder, klap de driehoek uit en bevestig de twee losse zijden aan elkaar.
07 Wielen en banden Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)* 07 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 313 Algemene informatie Het bandenspanningscontrolesysteem (TPMS, Tyre Pressure Monitoring System)* waarschuwt de bestuurder, wanneer de span- ning in één of meer banden te laag is.
07 Wielen en banden Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)* 07 314 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 2. Open het systeem MY CAR om naar de menu’s voor Auto-instellingen Bandendruk te gaan 3. Kies Bandenspanningsysteem en druk op OK .
07 Wielen en banden Provisorische bandenreparatie (TMK) 07 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 315 Algemene informatie De bandenreparatieset (TMK, Temporary Mobility Kit) wordt gebruikt om een lek te dich- ten alsook om de bandenspanning te contro- leren en zo nodig tijdelijk te corrigeren.
07 Wielen en banden Provisorische bandenreparatie (TMK) 07 316 Lekke band repareren G014338 Voor informatie over de werking van de onderde- len (zie voorgaande afbeelding). 1. Open het deksel van de bandenreparatie- set. 2. Haal de sticker met de toegestane maxi- mumsnelheid uit de set en bevestig de stic- ker op het stuurwiel.
07 Wielen en banden Provisorische bandenreparatie (TMK) 07 `` 317 BELANGRIJK Er bestaat gevaar voor oververhitting. De compressor mag niet langer dan 10 minuten achtereen werken. 10. Schakel de compressor uit om de banden- spanning van de manometer af te lezen.
07 Wielen en banden Provisorische bandenreparatie (TMK) 07 318 Band oppompen De compressor is berekend op het oppompen van de originele banden die op de auto zitten. 1. De compressor moet uitstaan. Zorg dat de knop in stand 0 staat en neem de kabel en de luchtslang erbij.
07 Wielen en banden 07 319.
320 Motorruimte .......................................................................................... 322 Gloeilampen.......................................................................................... 329 Wisserbladen en ruitensproeiervloeistof .
ONDERHOUD EN SERVICE.
08 Onderhoud en service Motorruimte 08 322 Algemene informatie Serviceprogramma van Volvo Om de verkeersveiligheid, bedrijfszekerheid en betrouwbaarheid van de auto op een hoog peil te houden, dient u de voorschriften van het Serviceprogramma van Volvo op te volgen zoals die omschreven staan in het Service- en garantieboekje van Volvo.
08 Onderhoud en service Motorruimte 08 `` 323 Draai de handgreep ca. 20–25 graden rechtsom. Het is duidelijk te horen dat ver- grendeling wordt opgeheven. Haal de borghaak naar links om de motor- kap te openen. (De borghaak zit tussen de koplamp en de grille zoals afgebeeld.
08 Onderhoud en service Motorruimte 08 324 Volvo adviseert olieproducten van Castrol. Voor ritten onder ongunstige omstandigheden, zie pagina 366. BELANGRIJK Om aan de vereisten voor de gespecifi- ceerde service-intervallen te voldoen wor- den alle motoren in de fabriek gevuld met een speciaal aangepaste, synthetische motorolie.
08 Onderhoud en service Motorruimte 08 `` 325 G021737 De olie moet tussen het MIN - en MAX -streepje staan. Peil meten en zo nodig corrigeren 1. Zorg dat de auto op een vlakke ondergrond geparkeerd staat. Het is belangrijk dat u na het afzetten van de motor ten minste 5 minuten wacht, zodat de olie weer kan teruglopen in het oliecarter.
08 Onderhoud en service Motorruimte 08 326 Melding en grafische weergave op display. Melding Motoroliepeil WAARSCHUWING Bij het verschijnen van de melding Oliepeil Service vereist een werkplaats opzoeken. Het oliepeil is mogelijk te hoog. BELANGRIJK Vul bij het verschijnen van de melding Motoroliepeil Vul 0,5 l olie bij slechts 0,5 liter bij.
08 Onderhoud en service Motorruimte 08 `` 327 Volg de aanwijzingen op de verpakking op. Het is belangrijk dat u verhouding tussen koelvloei- stof en water afstemt op de heersende weers- omstandigheden.
08 Onderhoud en service Motorruimte 08 328 pagina 368. Wanneer u vaak met uw auto in de bergen rijdt of in landen met een tropisch klimaat en een hoge relatieve luchtvochtig- heidsgraad, moet u de remvloeistof ieder jaar verversen.
08 Onderhoud en service Gloeilampen 08 `` 329 Algemene informatie Alle gloeilampen van de auto vermeld, zie pagina 334. Gloeilampen en puntverlichting van een bijzonder type of lampen die alleen in ee.
08 Onderhoud en service Gloeilampen 08 330 Haal het koplamphuis los door het beurtelings te kantelen en naar buiten te trekken. BELANGRIJK Trek niet aan de kabel, maar alleen aan de connector. 3. (Onderste afbeelding) Koppel de connector van het koplamp- huis los door met uw duim de clip omlaag te duwen.
08 Onderhoud en service Gloeilampen 08 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 331 Dimlicht, halogeen 1. Haal het koplamphuis los, zie pagina 329. 2. Verwijder de afdekking. 3. Koppel de connector van de lamp los. 4. Trek de lamp recht naar buiten toe los.
08 Onderhoud en service Gloeilampen 08 332 Richtingaanwijzers/knipperlichten 1. Haal het koplamphuis los. 2. Trek de afdekking recht naar buiten toe los. 3. Trek aan de lamphouder om de gloeilamp tevoorschijn te halen. 4. Breng druk aan op de gloeilamp en draai eraan om de lamp los te halen.
08 Onderhoud en service Gloeilampen 08 `` 333 Kentekenplaatverlichting 1. Draai de boutjes los met een schroeven- draaier. 2. Haal voorzichtig het complete gloeilamp- huis los en trek het naar buiten. 3. Vervang de gloeilamp. 4. Plaats het complete gloeilamphuis terug en draai de boutjes vast.
08 Onderhoud en service Gloeilampen 08 334 Specificatie gloeilampen Verlichting W Type Verstralers, xenon, ABL 65 H9 Dimlicht, halogeen 55 H7 LL Groot licht, halo- geen 65 H9 Richtingaanwijzers voorzi.
08 Onderhoud en service Wisserbladen en ruitensproeiervloeistof 08 `` 335 Wisserbladen Servicestand De wisserbladen dienen in de servicestand te staan om ze te kunnen vervangen, reinigen of optillen (om bijvoorbeeld ijs van de voorruit te krabben). 1.
08 Onderhoud en service Wisserbladen en ruitensproeiervloeistof 08 336 N.B. De wisserbladen zijn niet allebei even lang. Het blad aan de bestuurderszijde is langer dan dat aan de passagierszijde. Schoonmaken Voor het schoonmaken van de wisserbladen en de voorruit, zie pagina 352 en verder.
08 Onderhoud en service Accu 08 `` 337 Waarschuwingssymbolen op de accu Draag een veiligheidsbril. Zie voor meer informatie het instructieboekje dat bij de auto hoort. Bewaar accu’s buiten het bereik van kinderen. De accu bevat een bijtend zuur. Vermijd vonken en open vuur.
08 Onderhoud en service Accu 08 338 N.B. Hoe vaker de accu ontladen raakt, des te minder lang gaat de accu mee. De levensduur van de accu wordt bepaald door uiteenlopende factoren, waaronder de rijomstandigheden en het klimaat.
08 Onderhoud en service Accu 08 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 339 WAARSCHUWING Zorg dat u de plus- en minkabels in de juiste volgorde loskoppelt en/of aansluit. Koppel de zwarte minkabel los Koppel de rode pluskabel los Koppel de ontluchtingsslang van de accu los Draai het boutje los waarmee de accuklem vastzit.
08 Onderhoud en service Accu 08 340 • Auto-start motor 1 werkt zonder dat de bestuurder de koppeling bedient. Locatie accu’s A: Auto met stuur links. B: Auto met stuur rechts. 1. Startaccu 2 . 2. Hulpaccu. De hulpaccu vergt doorgaans niet meer service dan de normale startaccu.
08 Onderhoud en service Zekeringen 08 `` 341 Algemene informatie Om te voorkomen dat de elektrische systemen van de auto beschadigd raken door kortsluiting of overbelasting, worden alle verschillende elektrische functies en onderdelen door een aantal zekeringen beschermd.
08 Onderhoud en service Zekeringen 08 342 Motorruimte.
08 Onderhoud en service Zekeringen 08 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 343 Algemene informatie over de zekeringen in de motorruimte Aan de binnenkant van het deksel zit een spe- ciale trekker waarmee u de zekeringen gemak- kelijker kunt verwijderen en aanbrengen.
08 Onderhoud en service Zekeringen 08 344 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Functie A Snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging* 5 Motorregelmodule, trans- missieregelmodule, air- bags 10 Elektrisch verwarmde sproeikoppen* 10 Relaisspoel relais vacu- ümpomp (5-cil.
08 Onderhoud en service Zekeringen 08 `` 345 Functie A Lambdasonde (4-cil. ben- zine, 5-cil. diesel), regel- module radiateurafdek- king (D3 handgeschakeld) Regelmodule radiateuraf- dekking (DRIVe) 10 EVAP-klep (5-, 6-cil. ben- zine), lambdasondes (5-, 6-cil.
08 Onderhoud en service Zekeringen 08 346 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Onder dashboardkastje Posities Hou der A Functie A Hoofdzekering voor audi- oregelmodule* 40 - - - - -.
08 Onderhoud en service Zekeringen 08 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 347 Hou der A Functie A Keyless* 7,5 Elektrisch bedienbare bestuurdersstoel* 20 Elektrisch bedienbare p.
08 Onderhoud en service Zekeringen 08 348 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Hou der B Functie A Opening achterklep 10 - - Brandstofpomp 20 Ontvanger transponder- sleutel, bewegin.
08 Onderhoud en service Zekeringen 08 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 349 Kofferbak/bagageruimte Posities Functie A Elektrische parkeerrem links 30 Elektrische parkeerrem re.
.
08 Onderhoud en service Zekeringen 08 351 Functie A Hoofdzekering voor centrale elektronicamodule (CEM) met zekeringhouder B onder dash- boardkastje 50 Hoofdzekering voor relais- en zekeringhouder in .
08 Onderhoud en service Verzorging 08 352 Auto wassen Was de auto zodra deze vuil geworden is. Zorg dat de auto op een spoelvloer met olieafschei- der staat. Gebruik autoshampoo. • Verwijder vogelpoep zo spoedig mogelijk van de lak. Vogelpoep bevat namelijk stof- fen die de lak aantasten en deze zeer snel doen verkleuren.
08 Onderhoud en service Verzorging 08 `` 353 Remmen testen WAARSCHUWING Test na het wassen van de auto altijd de remmen (en dus ook de handrem) om te voorkomen dat vocht en corrosie de rem- blokken aantasten, waardoor de remwer- king afneemt. Trap zo nu en dan lichtjes op het rempedaal, als u lange afstanden in de regen of sneeuw- modder aflegt.
08 Onderhoud en service Verzorging 08 354 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Waterafstotende laag* Gebruik nooit producten zoals auto- was, ontvetters e.d. op het glasop- pervlak, omdat de waterafstotende laag daar- door beschadigd kan raken.
08 Onderhoud en service Verzorging 08 `` 355 Behandeling van vlekken op leren bekleding De leren bekleding van Volvo is chroomvrij, voldoet aan de norm Öko-Tex 100 en is behan- deld om de bekleding in oorspronkelijke staat te bewaren. Naarmate leren bekleding ouder wordt, krijgt het een fraai patina.
08 Onderhoud en service Verzorging 08 356 Groep 3 (vuil, stof in droge vorm) 1. Gebruik een zachte borstel om het vuil te verwijderen. 2. Dezelfde procedure als voor groep I.
08 Onderhoud en service Verzorging 08 357 fer aan. Breng de lak met een kwastje aan, wanneer de primer droog is. 3. Krassen kunt u op dezelfde manier herstel- len, maar dek ter bescherming de onbe- schadigde lak rond de kras af. 4. Poets de herstelde lak na enkele dagen op.
358 Type-aanduidingen ............................................................................... 360 Maten en gewichten.............................................................................. 362 Motorspecificaties..........................
SPECIFICATIES.
09 Specificaties Type-aanduidingen 09 360 Positie van stickers en plaatjes.
09 Specificaties Type-aanduidingen 09 361 Wanneer u contact opneemt met uw erkende Volvo-werkplaats of vervangende onderdelen of accessoires wilt bestellen, kan het handig zijn om de type-aanduiding, het chassisnum- mer en het motornummer bij de hand te heb- ben.
09 Specificaties Maten en gewichten 09 362 Maten Maten mm A Wielbasis 2776 B Lengte 4628 C Laadlengte, vloer, achterbank neergeklapt 1749 D Laadlengte, vloer 978 E Hoogte 1484 F Laadhoogte 658 Maten mm G Spoorbreedte vooras 1588 A 1578 B H Spoorbreedte achteras 1585 A 1575 B I Laadbreedte, vloer 1082 Maten mm J Breedte 1865 K Breedte incl.
09 Specificaties Maten en gewichten 09 `` 363 Gewichten Inbegrepen bij het rijklaar gewicht zijn het gewicht van de bestuurder, dat van de brand- stoftank die voor 90 % gevuld is en dat van de resterende oliën/vloeistoffen.
09 Specificaties Maten en gewichten 09 364 Trekgewicht en kogeldruk Motor Versnellingsbak Max. gewicht geremde aanhanger (kg) Max. kogeldruk (kg) 2.0T Handbak, MMT6 1800 90 2.
09 Specificaties Motorspecificaties 09 365 Motorspecificaties Model Motorcode Vermogen (kW bij omw/min) Vermogen (pk bij omw/min) Motorkop- pel (Nm bij omw/min) Aantal cilin- ders Cilinder- boring (mm) Slag- lengte (mm) Slagvo- lume (liter) Com- pressie- verhou- ding 2.
09 Specificaties Motorolie 09 366 Ongunstige rijomstandigheden In ongunstige rijomstandigheden kunnen de olietemperatuur en het olieverbruik abnormaal toenemen.
09 Specificaties Motorolie 09 367 Motoroliekwaliteit Motortype Motorcode Hoeveelheid, incl. oliefil- ter (liter) T6 B6304T4 Oliekwaliteit: ACEA A5/B5 Viscositeit: SAE 0W-30 6,8 D3 D5204T2 5,9 D5 D5244T10 5,9 2.0T B4204T6 Oliekwaliteit: ACEA A5/B5 Viscositeit: SAE 5W-30 Bij ritten onder ongunstige omstandigheden ACEA A5/B5 SAE 0W-30 gebruiken.
09 Specificaties Vloeistoffen en smeermiddelen 09 368 Overige vloeistoffen en smeermiddelen Handgeschakelde versnellingsbak Hoeveelheid (liter) Voorgeschreven versnellingsbakolie MMT6 1,7 BOT 350M3 M6.
09 Specificaties Vloeistoffen en smeermiddelen 09 369 Vloeistof Systeem Hoeveelheid (liter) Voorgeschreven kwaliteit Ruitensproeier- vloeistof Auto’s met koplamp- sproeiers 5,4 Door Volvo aanbevolen ruitensproeier-antivries aangelengd met water. Auto’s zonder koplamp- sproeiers 4,0 Brandstof Benzinemotor ca.
09 Specificaties Brandstof 09 370 CO 2 -uitstoot en brandstofverbruik A B C 2.0T 263 11,3 147 6,3 189 8,1 2.0T 262 11,3 154 6,6 194 8,3 T3 201 8,7 130 5,6 156 6,7 T4 201 8,7 130 5,6 156 6,7 T4 234 10,.
09 Specificaties Brandstof 09 `` 371 A B C D5 183 6,9 119 4,5 142 5,4 D5 234 8,9 131 5,0 169 6,4 D5 AWD 250 9,5 144 5,4 183 6,9 : gram/km : liter/100 km A = stadsverkeer B = snelwegrit C = combinatier.
09 Specificaties Brandstof 09 372 voor meer informatie de richtlijnen waar eerder aan gerefereerd werd 1 . Er zijn grote afwijkingen in het brandstofver- bruik mogelijk bij een vergelijking met de EU- rijcycli 1 die gehanteerd worden bij certificering van de auto en waarop de verbruikscijfers in de tabel gebaseerd zijn.
09 Specificaties Wielen en banden, maten en spanning 09 `` 373 Goedgekeurde bandenspanningswaarden Variant Bandenmaat Snelheid (km/h) Belading, 1–3 inzittenden Max. belading ECO-ban- denspan- ning A Voor (kPa) B Achter (kPa) Voor (kPa) Achter (kPa) Voor/achter (kPa) 2.
09 Specificaties Wielen en banden, maten en spanning 09 374 Variant Bandenmaat Snelheid (km/h) Belading, 1–3 inzittenden Max. belading ECO-ban- denspan- ning A Voor (kPa) B Achter (kPa) Voor (kPa) A.
09 Specificaties Elektrisch systeem 09 375 Elektrisch systeem Op de auto zit een wisselstroomdynamo met spanningsregelaar. Het elektrische systeem is enkelpolig en gebruikt het chassis en het motorblok als geleiders. De accucapaciteit is afhankelijk van de uitrus- ting op de auto.
09 Specificaties Typegoedkeuring 09 376 Afstandsbedieningssysteem Land A, B, CY, CZ, D, DK, E, EST, F, FIN, GB, GR, H, I, IRL, L, LT, LV, M, NL, P, PL, S, SK, SLO Hierbij verklaart Delphi dat het gebr.
09 Specificaties Typegoedkeuring 09 `` 377 Bluetooth Verklaring van overeenstemming (Declaration of Conformity) Land Landen binnen de EU Exportland: Japan Producent: Alpine Electronics Inc. Type uitrusting: Bluetooth -eenheid Breng voor meer informatie een bezoek aan http://ec.
09 Specificaties Typegoedkeuring 09 378 Land Tsjechië: Alpine Electronics, Inc. tímto prohlašuje, že tento Bluetooth Module je ve shodě se základními požadavky a dalšími příslušnými ustanoveními směrnice 1999/5/ES. Denemar- ken: Undertegnede Alpine Electronics, Inc.
09 Specificaties Typegoedkeuring 09 `` 379 Land Estland: Käesolevaga kinnitab Alpine Electronics, Inc. seadme Bluetooth Module vastavust direktiivi 1999/5/EÜ põhinõuetele ja nimetatud direktiivist tulenevatele teistele asjakohastele sätetele.
09 Specificaties Typegoedkeuring 09 380 Land Honga- rije: Alulírott, Alpine Electronics, Inc. nyilatkozom, hogy a Bluetooth Module megfelel a vonatkozó alapvetõ követelményeknek és az 1999/5/EC irányelv egyéb elõírásainak. Polen: Niniejszym Alpine Electronics, Inc.
09 Specificaties Typegoedkeuring 09 `` 381 Land China: कϝᴵǂ䖯ষ⫳ѻॖଚ݊ѻકⱘ䇈ᯢкՓ⫼ݠЁˈᑨߞॄϟ䗄᳝݇ݙᆍ˖ ᷛᯢ䰘ӊЁ᠔㾘ᅮⱘᡔᴃᣛᷛ.
09 Specificaties Typegoedkeuring 09 382 Land Taiwan: ܅㧤ሽंᘿ୴ࢤሽᖲጥ䏺ऄรԼ㦕 รԼԲය ᆖীڤᎁᢞٽհ܅פ୴᙮ሽᖲΔॺᆖױΔֆΕᇆࢨࠌشृ݁լ.
09 Specificaties Typegoedkeuring 09 `` 383 Land Zuid- Korea: 뇗 뇗 빃뇐ꚯ Volvo Car Korea 겛뙨녋뤏麗1,$09 뇗빃ꑀ%OXHWRRWK$XGLR1DYLJDWLRQ.
09 Specificaties Typegoedkeuring 09 384 Land Singa- pore: Vere- nigde Arabische Emiraten Jordanië: The product that contains the Bluetooth module is approved with the following certification number. BT module certification number: TRC/LPD/2010/4. BT module name: IAM2.
09 Specificaties Typegoedkeuring 09 `` 385 Land Zuid- Afrika Urugay This product contains URSEC approved transmitter [module name and model name (IAM2.
09 Specificaties Typegoedkeuring 09 386 Land Jamaica Approved for use in Jamaica SMA EI: IAM2.1 Thailand This telecommunication equipment conforms to NTC technical requirement.
09 Specificaties Typegoedkeuring 09 387 Land Botswana Kroatië.
09 Specificaties Displaysymbolen 09 388 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Algemene informatie Er worden tal van verschillende displaysymbo- len gebruikt in de auto. De symbolen zijn onderverdeeld in waarschuwings-, controle- en informatiesymbolen.
09 Specificaties Displaysymbolen 09 `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 389 Symbool Betekenis Pagina Richtingaan- wijzers links 78 Richtingaan- wijzers rechts 78 Overige informa.
09 Specificaties Displaysymbolen 09 390 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. Sym- bool Betekenis Pagina Driver Alert Sys- tem*; Lane Depar- ture Warning* 204, 206 Driver Alert Sys- .
09 Specificaties 09 391.
10 Alfabetisch register 10 392 A Aanbevolen veiligheidzitjes, tabel .............. 35 Aanhanger ............................................... 292 kabel................................................... 292 pendelbeweging ...........................
10 Alfabetisch register 10 393 Automatische versnellingsbak ................. 120 aanhanger........................................... 293 handmatig schakelen (Geartronic) ...... 12 1 slepen en bergen ................................ 299 Automatische wasstraten .
10 Alfabetisch register 10 394 brandstoffilter ..................................... 284 brandstofverbruik ............................... 370 Buitenafmetingen..................................... 362 Buitenspiegels ...................................
10 Alfabetisch register 10 395 ETC, elektronische temperatuurregeling 157 Etiketten................................................... 360 Extra verwarming ..................................... 167 Extra verwarming (diesel)......................... 167 F Follow Me home-verlichting .
10 Alfabetisch register 10 396 Interieurcomfort ....................................... 219 Interieurfilter ............................................. 154 Interieurverlichting, zie Verlichting ............. 95 Interieurverwarming op brandstof .....
10 Alfabetisch register 10 397 Menufuncties infotainment ..................... 272 Menusysteem infotainment .................... 27 2 Menusysteem MY CAR ........................... 147 Meters op het instrumentenpaneel brandstofmeter ..................
10 Alfabetisch register 10 398 Peilstok, elektronisch ............................... 325 Poetsen.................................................... 353 Powershift-versnellingsbak.............. 123, 299 Privacy locking................................
10 Alfabetisch register 10 399 SIPS-airbag ............................................... 26 SIPS-airbags.............................................. 26 Sleepoog.................................................. 300 Slepen..........................
10 Alfabetisch register 10 400 Symbolen controlesymbolen ................................. 78 informatiesymbolen .............................. 78 waarschuwingssymbolen ..................... 78 Symbolen en meldingen Afstandscontrole ..................
10 Alfabetisch register 10 401 Veiligheidszitje ........................................... 33 aanbevolen ........................................... 35 afmetingscategorieën voor veiligheids- zitjes met ISOFIX-bevestigingssys- teem...................
Un point important après l'achat de l'appareil (ou même avant l'achat) est de lire le manuel d'utilisation. Nous devons le faire pour quelques raisons simples:
Si vous n'avez pas encore acheté Volvo V60 (2011) c'est un bon moment pour vous familiariser avec les données de base sur le produit. Consulter d'abord les pages initiales du manuel d'utilisation, que vous trouverez ci-dessus. Vous devriez y trouver les données techniques les plus importants du Volvo V60 (2011) - de cette manière, vous pouvez vérifier si l'équipement répond à vos besoins. Explorant les pages suivantes du manuel d'utilisation Volvo V60 (2011), vous apprendrez toutes les caractéristiques du produit et des informations sur son fonctionnement. Les informations sur le Volvo V60 (2011) va certainement vous aider à prendre une décision concernant l'achat.
Dans une situation où vous avez déjà le Volvo V60 (2011), mais vous avez pas encore lu le manuel d'utilisation, vous devez le faire pour les raisons décrites ci-dessus,. Vous saurez alors si vous avez correctement utilisé les fonctions disponibles, et si vous avez commis des erreurs qui peuvent réduire la durée de vie du Volvo V60 (2011).
Cependant, l'un des rôles les plus importants pour l'utilisateur joués par les manuels d'utilisateur est d'aider à résoudre les problèmes concernant le Volvo V60 (2011). Presque toujours, vous y trouverez Troubleshooting, soit les pannes et les défaillances les plus fréquentes de l'apparei Volvo V60 (2011) ainsi que les instructions sur la façon de les résoudre. Même si vous ne parvenez pas à résoudre le problème, le manuel d‘utilisation va vous montrer le chemin d'une nouvelle procédure – le contact avec le centre de service à la clientèle ou le service le plus proche.